Interview met bandoneoniste Jacqueline Edeling

Eén van de musici die de scratchdag (Misa Tango, 8 februari 2020) begeleiden, is bandoneoniste Jacqueline Edeling (zie foto). Ze speelt de Misa Tango zo’n 2 tot 3 keer per jaar, “maar vaker mag ook!” zegt ze enthousiast. Als het aan haar ligt, klinkt deze compositie veel vaker in Nederland.

In Argentinië is het werk al wél echt bekend. “Ik heb het al vaak gespeeld, maar het stuk gaat nooit vervelen. Het rijpt juist en je wordt er ook steeds vrijer in, binnen de strakheid van klassieke muziek. Ik verzin er ook nog wel eens wat bij zoals versieringen, andere ritmes, voorslagjes en opmaten.”

Een kort interview met Jacqueline.

Wat deed je kiezen voor de bandoneón?

“Op 15-jarige leeftijd kwam ik in aanraking met muziek van Astor Piazzolla. Dat is lang geleden, ik ben nu 54. Ik speelde toen accordeon en zou dat later ook gaan studeren. Ik was zó geraakt door die muziek en was daar verbaasd over. Want het is geen makkelijke muziek, zeker niet voor iemand als ik die voornamelijk smartlappen speelde. Ik kocht een LP met highlights van muziek van Piazzolla en draaide die grijs.

De bandoneón is mijn favoriete balginstrument, vanwege de dramatische toon waar iedereen voor valt die van de bandoneón houdt. Het instrument is erg ingewikkeld, ’n puzzel. Een uitdaging; en daar houd ik wel van. Maar je wordt er ook onzeker van, terwijl je ook mooie muziek wil maken. Je beseft dat je veel moet weten voordat je kan spelen. Je blijft er je leven lang druk mee. Onder elk knopje heb je namelijk 2 tonen. Trekken en duwen zijn anders. Anders dan bij de harmonica is het niet echt logisch gerangschikt. Je moet het gewoon erg goed uit je hoofd leren. Daarbij heb je 4 octaven die je trekkend anders hanteert dan duwend.

Ik speel nu bijna 24 jaar en het verstand begint het nu logisch te vinden. Dat ís het niet, maar ik heb het systeem nu overwonnen. Lastig blijft dat je een nieuw stuk nooit echt van blad kan spelen. Je moet eerst die puzzel leggen, voordat je ‘m kan laten klinken.”

Wat maakt de Misa Tango van Palmeri bijzonder?

“Het is heel speel- en zingbaar – wat niet hetzelfde is als makkelijk – en ligt goed in het gehoor. Je herkent al snel allerlei tango-elementen. Denk dan aan de opbouw van akkoorden en hoe ze elkaar opvolgen, en hoe daardoor de koorklank zo typisch tangoachtig wordt. Natuurlijk gaat het ook om ritmische elementen. Daarnaast zitten er kleine fugaelementen in, de zogenaamde bachianas: Bach-achtige fugaatjes met een tangopuls.

Maar bovenal is dit werk gewoon heel mooi. Er zitten korte solo’s in voor mij en niet van die ellenlange, wat je vaak bij andere stukken hebt. Daardoor voel ik me vrij en word ik niet nerveus. Het is heel goed geschreven voor de bandeneón, wat bijzonder is, omdat Palmeri geen bandoneonist was.”

→ Hier vind je een opname van het Agnus Dei van de Misa Tango met Jacqueline. Meteen aan het begin van dit deel is ze al goed in beeld.

Heb je tips voor amateurzangers om zich voor te bereiden op tangomuziek uitvoeren?
“Dit stuk kan je instuderen als een klassiek stuk. Het is zó gezet, dat het heel goed zingbaar is. Wat ik mee wil geven: beluister het stuk meerdere malen en lees je partij mee. En ga ervan houden. De ritmen zijn heel natuurlijk. Per stem is de partij heel goed gezet en die stemmen voelen zich prettig in de harmonieën. Dat zal je al gauw merken.

Het stuk is echt een belevenis, vooral als het ook echt tijdens een kerkmis wordt uitgevoerd, wat ik eens gedaan heb. Wie hieraan wil meedoen, trakteert zichzelf op een onvergetelijke herinnering.

Meedoen?

Wil je meedoen met de miniscratch Misa Tango? Leuk! We zien je graag uiteraard. Meld je dan aan via dit formulier.

⇒ Ja, ik doe graag mee!